woensdag 17 maart 2010

Wat het donker tegen mij zegt

Laat ik nu net een nieuwe kaars in de lantaarn hebben gezet. Die brandt bij ons in het zijraam, dag en nacht, altijd. Voor de zieken, de eenzamen, voor hen die het moeilijk hebben op welke manietr dan ook, en och, voor de wereld.
Die lantaarn er om heen is wel nodig voor onze drie poesen. En voor de friemelvingertjes van de kleinkinderen.
Zelf ben ik er altijd blij mee, als er weer een nieuwe kaars brandt. -Dat is weer goed voor een tijdje, denk ik dan. Als één van ons bij de HEMA binnenloopt, slaan we bijna alles in wat er staat, want er moet steeds een voorraadje zijn. Een licht in de duisternis.
Als ik 's nachts even beneden ben, omdat ik niet kan slapen, is het zo heerlijk om naar het zachte schijnsel te kijken in de stikdonkere kamer. De kaars is dan, behalve hier en daar een straatlantaarn, het enige licht op de Lytsedyk.
Ik word er altijd helemaal vredig van, het lijkt een beetje op de sterrenhemel in een donkere nacht; daar staan we dan soms in opperste verwondering naar te kijken, en van te genieten.
En dan denk ik: -wat goed dat de duisternis er is, de nacht, de schaduwkant. Want zonder dat zou er geen licht zijn, het zou niet opvallen en mensen blij maken. Het donker zegt ook tegen mij: zie, alles is in rust en vrede, je mag nu uitrusten, slapen, morgen is er weer een nieuwe dag, met het licht van de zon.
En zonder duisternis is er geen licht in je bestaan. Vreugde en verdriet liggen zó dicht bij elkaar, en het gaan door het donker wordt tenslotte altijd beloond door een nieuw licht, hoe klein soms ook.

Dat is wat het donker tegen mij zegt.

Alexandra

Geen opmerkingen:

Een reactie posten